maandag 11 mei 2009

INTERVIEW: Lenny Kravitz is nog steeds geen rockster

Met debuut Let Love Rule werd worstelend muzikant Lenny Kravitz plotseling wereldberoemd. Twintig jaar later kijkt de zanger met een heruitgaven en een tour terug op de plaat waar het allemaal mee beg on. "Ik denk niet dat hij vandaag de dag nog zou worden uitgebracht."

,,Een geweldige trip", vond Lenny Kravitz het om zijn debuutalbum Let Love Rule nieuw leven in te blazen. De 44-jarige zanger viert het twintigjarig jubileum met een gepimpte heruitgave en een wereldtournee die 4 juli langs het Amsterdamse Westerpark leidt. Voor de aftrap van die tour in zijn parttime woonplaats Parijs - zijn andere huizen staan in Brazilië en de Bahama's - blikt de geboren New Yorker terug op de plaat waar hij in 1989 mee doorbrak.

Kravitz herinnert zich vooral de jarenlange strijd om een platenlabel in hem geïnteresseerd te krijgen. "Als ik iemand liet horen waar ik mee bezig was, was het van: 'wat moeten we hier nou mee? Je bent half blank, half zwart en maakt een soort rock'. Het was zo anders en ongewoon, maar voor mij was het iets dat er gewoon úit moest, ongeacht wat er mee zou gebeuren. Dat ik uiteindelijk bijna alles zelf inspeelde en zelf de productie deed, was nooit een bewuste keuze. Ik wilde geen eenmansbedrijf zijn, maar ik had gewoon geen geld."

Net als één van zijn idolen een kwart eeuw eerder, Jimi Hendrix, kreeg Kravitz met zijn debuut eerst voet aan de grond in Europa. In het door genres en radioformats strak ingerichte Amerika konden ze de zanger met zijn aparte stijl aanvankelijk niet plaatsen, al kreeg hij met zijn invloeden uit de jaren 60 uiteindelijk het stempel 'retro' opgeplakt. Hij is er nog steeds niet blij mee. "Voor mij is het gewoon muziek. Ik sloot niet aan bij een bestaande modegril of trend en gebruikte geen moderne technologie, gewoon omdat ik dat niet mooi vond klinken. Maar zet nu maar eens een plaat van eind jaren 80 op, ze klinken allemaal gedateerd. Let Love Rule zou net zo goed gisteren gemaakt kunnen zijn."

Van Let Love Rule is het thematisch gezien maar een kleine stap naar zijn meest recente plaat, It's Time for a Love Revolution. Twintig jaar roepen om liefde dus, maar Kravitz heeft niet het gevoel dat hij echt iets heeft veranderd. "Daar gaat het me ook niet om, ik zing gewoon over hoe ik zélf mijn leven wil inrichten. Als mensen een boodschap oppikken is dat hooguit mooi meegenomen. Maar Let Love Rule heeft echt niet de Berlijnse Muur omver gebracht, al was ik er toen toevallig wel zelf bij in Berlijn. Dat waren optimistische jaren, ja. Als je me toen had gevraagd hoe de wereld er over twintig jaar had uitgezien, had ik wel iets mooiers verwacht. En als je het me nu vraagt? Nou, eerst maar eens zien dat we het zo lang redden."

Voor zijn eigen carrière is hij wat optimistischer; met inmiddels acht albums op zijn naam, meent Kravitz nog steeds dat hij zijn beste jaren vóór zich heeft. "Zeker, de stijgende lijn gaat door en de muziek wordt alsmaar beter. Ik heb nu alweer een nieuw album af dat ik eind dit jaar hoop uit te brengen, en dat wordt pas echt goed."

De ambitie is dus bepaald niet minder geworden sinds Let Love Rule hem transformeerde van een worstelende muzikant tot een grote rockster. "Ik ben toch zeker geen rockster!" reageert Kravitz, overdreven bescheiden. "Ik heb zelfs nooit een frontman willen worden, ik dacht vroeger altijd dat ik ergens als drummer of gitarist in een bandje zou eindigen. Het is een trip dat er jonge mensen zijn die mij nu als muzikale held beschouwen, maar ik zie mezelf in de eerste plaats nog altijd als fan. Vooral van oude muzikanten, inderdaad. Ik volg de huidige muziek ook wel, maar het is moeilijk om beter te zijn dan Miles Davis, Jimi Hendrix, Aretha Franklin, John Lennon. Misschien omdat dat soort talenten tegenwoordig geen kans meer krijgen. De platenlabels brengen alleen nog maar dingen uit die makkelijk zijn en geen diepgang hebben, omdat ze denken dat dat is wat de kids willen horen. Met de crisis in de muziekindustrie is het alleen maar erger geworden, ze hebben nergens meer geld voor en nemen geen enkel risi co. Ik geloof niet dat Let Love Rule vandaag de dag nog zou worden uitgebracht."

INTERVIEW: Hugh Jackman

Wolverine zoals Wolverine bedoeld is

Hugh Jackman is terug op het witte doek in zijn rol van Wolverine, de norse mutant met de metalen klauwen en het duistere verleden. De Australiër werkte tot genoegen van zijn vrouw keihard om in de ju iste vorm te komen, en maakte het voor de filmcrew ondertussen zo gezellig mogelijk.

,,Voorlopig even niet", grijnst Hugh Jackman als hem gevraagd wordt of hij alweer zin heeft in een volgend avontuur als Wolverine. In zijn eerste solofilm als de X-Men mutant met de uitschuifklauwen, morgen in première, was het voor de Australiër behoorlijk afzien om er zo opgepompt mogelijk uit te zien. ,,Afvallen en spieren opbouwen tegelijk is onmogelijk, dus eerst moet je én flink trainen én jezelf volvreten. Daarna moet je het vet weer kwijtraken en je spieren zien te behouden, met nóg meer trainen en mager en zouteloos eten. Mijn vrouw vond die supergespierde versie van mij wel prima, ikzelf werd er behoorlijk chagrijnig van. Aan het eind kon ik echt geen gestoomde kip meer zien."

X-Men Origins: Wolverine is Jackmans vierde avontuur in de rol die hem de meeste bekendheid gaf, eentje waar hij negen jaar geleden eigenlijk bij toeval in terechtkwam omdat de oorspronkelijk gecaste Dougray Scott nog niet klaar was met Mission Impossible II. De in allerijl gevraagde Jackman, in eigen land nota bene een beroemde toneel- en musicalster, had bij zijn auditie voor de eerste X-Men film geen idee waar de oorspronkelijke stripverhalen eigenlijk over gingen.

Inmiddels heeft Jackman, die de film mede produceerde, wel een duidelijke visie op zijn personage. Wolverine worstelt meer dan ooit met het donkere, gewelddadige monster in zichzelf, en dat straalt hij volgens de acteur ook uit. ,,In de vorige films zag Wolverine er nooit helemaal zo uit zoals volgens mij zou moeten, nu heeft hij eindelijk dat pure dierlijke over zich dat bij hem past. Het verhaal gaat immers over het beest dat in hem zit. Dan moet je er niet lekker sportief uitzien als een kledingmodel, maar juist ongemakkelijk en gevaarlijk. Zelfs in de momenten waarop hij even verliefd en gelukkig is, zie je nog de onderhuidse onvrede, omdat hij ergens weet dat het niet hoort bij wie hij is."

Een groot deel van de film werd in Jackmans vaderland opgenomen, zodat op hemzelf na de hele cast - onder meer Liev Schreiber, Ryan Reynolds en Will.i.am - een paar maanden behoorlijk ver van huis was. Het maakte hem een beetje tot de gastheer van het gezelschap. ,,Ik ben een ouderwetse acteur, ik vind dat de hoofdrolspeler altijd het voortouw moet nemen om de hele crew op zijn gemak te stellen. Een gewoonte die ik uit het theater heb meegenomen, denk ik. Het betekent dat je met iedereen eens een praatje maakt, laten weten dat hun werk gewaardeerd wordt. En barbies (barbecues) organiseren natuurlijk!"

Aan de gewoonte van Amerikaanse filmsterren om zich afzijdig te houden, is Jackman bij zijn oversteek van Australië naar Hollywood nooit gewend geraakt. ,,In Amerika is er op de filmset een cultuur van niet tegen de acteur praten. Alsof wat wij doen zo moeilijk is, dat je ons vooral niet mag storen. Onzin natuurlijk, ieders werk is net zo moeilijk, of je nou acteert of de microfoon vasthoudt. Bij Swordfish (2001) besloot ik die cultuur te doorbreken, toen ik besefte dat ik de helft van de 300 crewleden niet kende. Ik organiseerde elke vrijdag een loterij, en om niet als een sukkel over te komen hield ik vol dat dat een Australische traditie was. Zo zeg je tenminste elke week iedereen gedag als ze een lootje kopen. Een film maken is teamwork. Iedereen mag mij ook gerust eens op mijn donder geven, liever dat dan dat ze me steeds Mr. Jackman noemen."

Gepubliceerd in Spits op 27 april 2009

woensdag 6 mei 2009

INTERVIEW: Adam Duritz kent geen angst meer

Counting Crows-voorman Adam Duritz heeft zijn ergste depressies onder controle en ziet de toekomst een stuk zonniger in. Zijn band staat vanavond in Ahoy en heeft grote plannen voor een multimediaal platform voor onafhankelijke muziek.

Het gaat al een tijdje beter met Adam Duritz, frontman van de melancholische rockband Counting Crows. De zanger lijdt aan een chronische dissociatieve stoornis en kampte daardoor in het verleden met overgewicht en depressie. Bij het telefonische interview blijkt hij echter een opgetogen spraakwaterval, die de geplande twintig minuten tot bijna een uur laat uitlopen. Ondanks wanhopig aandringen van de vrouw van de platenmaatschappij om nu toch écht de laatste vraag te stellen.

„De ziekte die ik heb zal nooit overgaan, maar ik ga er nu heel anders mee om”, vertelt Duritz. „Ik ben bijvoorbeeld bijna dertig kilo afgevallen. Het kwam deels door de medicijnen dat ik zo opgeblazen was, deels omdat ik alleen maar lusteloos op bed lag, losgekoppeld van de wereld. Je moet je voorstellen dat je je hele leven als in een lsd-flashback beleeft, heel angstaanjagend. Maar ik ben er niet bang meer voor, ik heb ermee leren leven. Alleen touren blijft raar. Het beste voor mij is om in een vertrouwde omgeving te blijven, in een vaste routine. Dat heb je onderweg niet, en als je weer thuiskomt is je vertrouwde omgeving vreemd geworden. Daar komt bij dat ik erg op mijn stem moet passen en dus nooit mee ga stappen met de rest van de band. Elke avond in je eentje in een hotel zitten, dat werkt nogal isolerend.”

Niettemin is Counting Crows eindelijk weer eens op tournee, nadat de band na een lange pauze vorig voorjaar het vijfde album Saturday Nights and Sunday Mornings uitbracht. Ze hebben net een paar shows in Australië achter de rug en staan vanavond in de Rotterdamse Ahoy. De isolatie ten spijt geniet Duritz intens van de dagelijkse paar uur muziek maken. „Niet eens zozeer vanwege het publiek, maar dat gevoel van met zijn zessen elke dag op het podium staan en elke keer weer iets anders te maken, dat is een ervaring die niet veel mensen kennen. Ik heb de jongens bij deze tour wat meer uitgedaagd, we hebben lang geoefend om ook allerlei oude liedjes weer live te kunnen spelen. Elke avond is de setlist anders. Niet dat de hits ons vervelen, Mr. Jones is na al die jaren niet ineens een slecht nummer geworden. Maar we zijn geen singles-band, onze albums staan vol met minder bekende nummers die live toch tot publieksfavorieten uitgroeien.”

De vrouw van de platenmaatschappij doet een eerste poging het gesprek te beëindigen, maar Duritz is nog niet klaar. De toekomst van Counting Crows is immers nog niet aan bod geweest en er staat nogal wat te gebeuren. De band liet onlangs op de eigen website weten te breken met platenmaatschappij Geffen, en wil zijn muziek voortaan zelf via internet gaan promoten. Duritz, fanatiek internetgebruiker van het eerste uur, ziet het helemaal voor zich. „Onze site moet een platform worden voor alles waar we mee bezig zijn; de band, mijn platenlabeltje, films die ik produceer, onbekende bandjes, een magazine, goede doelen. We nemen Geffen niks kwalijk, maar platenlabels worden tegenwoordig niet meer bestuurd door muziekliefhebbers. De man aan de top is nu vooral degene die de hand op de knip moet houden. Ze zien niet in dat internet het beste gratis reclamebord is dat je kunt hebben. Dan moet je alleen wel dingen durven weggeven en daar willen ze niet aan. Wij hebben zelf moeten dreigen Saturday Nights and Sunday Morning niet uit de brengen, omdat we geen toestemming kregen om een paar liedjes online beschikbaar te stellen.”

Een nieuw verzoek om nu toch echt af te ronden, wordt opnieuw door Duritz in de wind geslagen. Hij wil met het oog op de show in Rotterdam namelijk nog even benadrukken hoe belangrijk Nederland is geweest voor Counting Crows. „Vanaf het begin heeft dat land ons omarmd en we hebben er nog altijd onze grootste fanbase in Europa. Ik weet niet waarom, misschien omdat we zelf altijd veel naar Nederlandse bands hebben geluisterd; Bettie Serveert, Daryl-Ann, Johan. Er zit een heel obscuur platenzaakje in Londen waar ik soms urenlang zit te luisteren en dan met dozen vol cd’s naar buiten kom, daar heb ik veel Nederlandse muziek vandaan. Zulke onafhankelijke platenwinkels hebben echt de kleine bandjes hoog gehouden, en juist zij gaan kapot doordat al het nieuwe talent tegenwoordig via internet ontdekt wordt. Ook door plannen als die van ons, ja.. Dat is dan wel weer ironisch.”

Gepubliceerd in Spits op 4 mei 2009

INTERVIEW: Will.I.Am wilde filmdebuut niet verneuken

Black Eyed Peas-voorman Will.i.am maakt deze week zijn speelfilmdebuut in Wolverine als teleporterende mutant. De rapper hoopt dat zijn eerste uitstapje naar de filmwereld het begin is van een nieuwe loopbaan. ,,Onze cultuur wordt verkeerd vertegenwoordigd in Hollywood, ik wil zelf films gaan maken om dat te veranderen."

Praten met Will.i.am vergt de nodige concentratie. De als William Adams geboren rapper en producer dwaalt soms onnavolgbaar af, vat hele conclusies samen met louter 'fjieuw' of 'wow' en zegt dingen als ,,Je moet dáár willen zijn, niet dáár!" zonder echt duidelijk te maken waar daar en daar dan precies zijn.

Eén ding is zeker: zijn rol als teleporterende mutant Wraith in de X-Men film Wolverine is voor de frontman van Black Eyed Peas nog maar het begin. ,,Ik wilde deze uitdaging aangaan omdat ik uiteindelijk zelf films wil gaan schrijven, zelf regisseren. In principe is dat hetzelfde als een liedje van drie minuten schrijven, het proces in je hersenen is niet anders. Alleen, ik wil los uit die kooi van niet meer dan drie minuten. Bij films, mán, wat je daar allemaal kan dóen! Fjieuw!"

Op de vraag wat voor films hij dan concreet wil gaan maken, heeft Will gelukkig wel een pasklaar antwoord. ,,Black fantasy. Wat dat is? Ja, dat bestaat dus nog niet. Zwarte films gaan doorgaans over criminele bendes, familiedrama's, kapperszaken. Er is geen science fiction. Ik ben gek op Lord of the Rings, Harry Potter, allebei mooie fantasieverhalen uit de Britse traditie. Maar heeft de Afrikaanse cultuur dan geen fantasie, ik bedoel, hebben we de wereld geen jazz gegeven? Egypte, wiskunde, astrologie? Ik bedoel, wow! Die kant is nu niet vertegenwoordigd in Hollywood, dat wil ik veranderen."

De vraag is natuurlijk of de bazen in het momenteel armlastige Hollywood daarop zitten te wachten. Fantasyfilms zijn onder de Afro-Amerikaanse doelgroep immers zelden een hit. ,,Daar maak ik ze ook niet voor", pareert Will. ,,Ik maak straks films voor iedereen, net zoals ik met Black Eyed Peas muziek maak voor iedereen, niet speciaal voor een zwart publiek. Toen ik met die groep begon waren er ook allerlei figuren in de muziekindustrie die dachten dat wij met onze positieve sound niet in het urban hokje zouden passen. Terwijl ik zelf uit de hood kwam! Ik heb toen ook mijn eigen weg moeten vinden, en boy, die heb ik gevonden!"

Nu hoopt Will dus hetzelfde uit te halen in de filmindustrie, een weg die begint met een tamelijk kortstondig optreden aan de zijde van Wolverine. De grootste uitdaging lag volgens de rapper in het - letterlijk - uit handen geven van de regie aan regisseur Gavin Hood. ,,In mijn wereld ben ík altijd de baas, nu moest ik de leiding van iemand anders accepteren. Dat was wennen, ik denk dat ik Gavin wel een miljoen keer gevraagd of ik het niet aan het verneuken was."

Het was zijn grootste angst, geeft Will toe, dat hij het niet goed zou doen. Hij heeft het eindresultaat zelfs nog altijd niet gezien, bang dat hij tegenvalt op het witte doek. Een bekende popster in een grote filmproductie wordt immers al snel met de nodige argwaan bekeken. ,,Dat zou ik zelf ook hebben. Stel dat ik niet gevraagd was, maar pakweg Usher, dan zou ik echt gaan kijken van: 'what the fuck, hebben ze Usher hiervoor gevraagd?? Ahh, die motherfucker gaat het verneuken!' Ik wist bij de opnames al dat mensen ook zo over mij zouden denken, nog voor ze de film gezien hebben. Dat geeft druk, ja. Het enige wat je kan doen is je ego opzij zetten en zo goed mogelijk acteren, vooral niet de ster uithangen. Het hing in de lucht dat ik het zou verneuken, dan moet je alles doen om dat te voorkomen."

Gepubliceerd in Spits op 28 april 2009

INTERVIEW: The Sheer gooit het roer om

The Sheer beleeft met derde album Here and Now and Long Before een nieuwe start. De Haarlemse band was dik anderhalf jaar uit beeld en komt nu terug met een stel persoonlijke liedjes die een stuk mind er vrolijk klinken dan voorheen. "Soms mag je best zeggen dat het allemaal volkomen kut is."

,,We moeten ons helemaal opnieuw bewijzen. Het enige dat we nog hebben is onze naam, dat mensen misschien wel eens van ons gehoord hebben", vertelt toetsenist Jasper Geluk van The Sheer. De Haarlemse band viel sinds de oprichting in 2000 op met energieke liveshows en twee albums vol energieke niets-aan-de-hand gitaarpop, en sleepte onderweg de ene na de andere aanmoedigingsprijs in de wacht. Na zeven jaar bleek het tijd voor een flinke pauze en een muzikale koerswijziging.

Zanger Bart van Liemt legt uit: "We hebben al die tijd aan de lopende band gespeeld, de tweede plaat maakten we heel snel na de eerste, het voelde alsof we in herhaling begonnen te vallen. Het kon geen kwaad om eens bedenken waar we nou stonden, wat we nou wilden. Ik zat altijd al vaak thuis te pielen op mijn akoestische gitaartje. Toen ik daarmee aankwam in de oefenruimte, zeiden die andere gasten: 'daar moet je meer mee doen'. Het was een heel andere manier van spelen, veel zachter, met veel meer ruimte voor elkaar."

Voor het werk aan derde album Here and Now and Long Before nam The Sheer bewust tijdelijk afstand van het oude materiaal. Dat betekende ook anderhalf jaar niet meer optreden, en dat viel de bandleden bepaald niet mee. Geluk: "Zweten op het podium is voor de meesten van ons de reden dat we in deze band zitten. In de oefenruimte zit je alleen maar op elkaars vingers te kijken, dat was een taaie periode. Optreden is verslavend, het was echt wennen om ineens elk weekend thuis te zitten."

Van Liemt: "Als je iets anders wil maken, moet je even vervreemd raken van wat je eerder deed. Om zo echt een open mind te krijgen. Maar we misten het wel, hoor. Het werkt als een drug; na een goeie show kan je een week niet meer stuk, al stort de wereld op je neer."

De zanger kan het weten, want hij kreeg vijf jaar geleden een harde klap te verwerken: hij bleek een chronische nierziekte te hebben. "Ik liep mooi geel het ziekenhuis binnen en mocht meteen vijf weken gaan liggen. Mijn slecht functionerende nieren drijven mijn bloeddruk steeds verder op, net zolang tot uiteindelijk je hoofd eraf vliegt. Dat waren we uiteindelijk net voor, maar ik moet voortaan wel altijd pilletjes nemen en mijn eten uitrekenen. In het begin hield ik mijn ziekte grotendeels voor mezelf en bleef ik positief. Ik was dan wel nierpatiënt, maar ging er het beste van maken! Daarom is ons tweede album Feel the Need ook zo stevig geworden, ik wilde de mannen in de witte jassen bewijzen dat ik nog gewoon lekker kon springen."

Bij het schrijven voor de derde plaat kwam bij Van Liemt de ommekeer, met persoonlijke liedjes die een stuk minder vrolijk waren dan voorheen. "Mijn teksten waren altijd breed interpreteerbaar en positief, zo van, het komt allemaal wel goed. Nu wilde ik de vraag stellen: komt het eigenlijk allemaal wel goed? Dat sluimerde al langer en toen de band me aanmoedigde daarmee verder te gaan, ging er echt een luik open. Soms mag je best zeggen dat het allemaal volkomen kut is, zolang je er maar sterker uitkomt."

Nu The Sheer met Here and Now... klaar is voor de nieuwe start, kan de tot een vijftal uitgebreide band - Krezip-gitarist Jan-Peter Hoekstra is er bij gekomen - zich weer richten op zijn gebruikelijke passie: optreden. In Merleyn in Nijmegen kon het publiek half maart voor het eerst kennismaken met het nieuwe materiaal.

"Die eerste try-out ging top!", vertelt Van Liemt enthousiast. "Het was natuurlijk een billenknijper, omdat we voor het eerst gingen spelen wat we al die tijd in de oefenruimte hadden gedaan. Zelf vonden we dat te gek, maar de mensen die naar de show kwamen kenden ons natuurlijk vooral van ons vorige werk. Maar het ging heel goed. Het eerste nummer heeft halverwege een instrumentaal stuk, en daar ontstond zowaar een spontaan applausje. Dat waren we niet gewend, meestal werd er pas geklapt als ik even mijn gitaar boven mijn hoofd hield. Nu deed de muziek het werk en dat is precies wat we willen met dit album."

Gepubliceerd in Spits op 16 april 2009